Chemische recycling is een essentieel onderdeel van de circulaire economie. Het is onmisbaar voor het recyclen van afvalplastics en gemengde stromen die niet mechanisch zijn te recyclen. Toch lopen ondernemers die met chemische recycling aan de slag willen tegen een muur van verouderde en tegenstrijdige wet- en regelgeving aan. Over die muur en hoe er doorheen te breken ging de bijeenkomst van het Netwerk Chemisch Recyclen op 26 april in samenwerking met het PyroCHEM project.

Publicatiedatum
12 mei 2023
Onderzoeksgebied

De bijeenkomst werd gehouden bij Port of Moerdijk, dat de afgelopen twee jaar projectleider was van het PyroCHEM project dat zich richtte op het optimaliseren en opschalen van pyrolysetechnologie. De onderzoeksgroep van lector Jappe de Best van Avans Hogeschool/Centre of Expertise Biobased Economy maakte daarvoor een milieu-impactanalyse (LCA) die hij tijdens de bijeenkomst presenteerde. Daarin werd gekeken naar drie specifieke reststromen: landbouwfolie, touwen uit kassen en laminaten van kunststof en aluminium (koffiezakken en melkpakken). De milieu-impact van pyrolyse is afgezet tegen die van verbranden, wat momenteel de meest gekozen manier is voor de verwerking van deze afvalstromen.

Conclusie

Pyrolyseren is duurzamer dan verbranden, zeker als het gaat om landbouwfolie. Pyrolyse scoort vooral goed op klimaatverandering (een lage CO2 uitstoot), het gebruik van fossiele brandstoffen en de uitputting van metalen. “Dat komt omdat je de plastic reststromen opwaardeert tot gas, olie en bij de laminaten ook tot metalen. Hiermee vervang je een deel van de fossiele brandstoffen en metalen die je normaal uit de grond zou halen”. Op factoren als de toxiciteit voor mens en dier scoort pyrolyse echter slechter dan verbranden. Dat ligt met name aan het feit dat de pyrolysetechnologie nog in ontwikkeling is. De technologieën voor verbranding bestaan al lang en zijn verder geoptimaliseerd. Daardoor is de milieu-impact, minder. De verwachting is dat de milieu-impact van pyrolyse bij verdere ontwikkeling van de technologie de komende 10 of 20 jaar verder zal verbeteren.

Een belangrijke les is ook dat de parameters van het pyrolyseproces in hoge mate bepalen wat de uitkomst van de milieu-impactanalyse is. “Denk aan de samenstelling van je inputmateriaal, de optimale verwerkingstemperatuur en de opwerking en toepassingen van de eindproducten. Deze factoren bepalen in hoge mate hoe efficiënt je kunt pyrolyseren en wat voor type producten daaruit komen.”

Geen driver voor PVC

Een bedrijf dat volop pioniert in het ontwikkelen van nieuwe chemische recyclingtechnologie is INEOS Inovyn. Dat maakt PVC en wil dat ook volledig kunnen recyclen, liefst terug naar de oorspronkelijke toepassing. De Europese wet- en regelgeving houdt echter geen rekening met PVC. Zo zijn er nieuwe regels voor de hoeveelheid gerecycleerd plastic in PET flessen, voor de circulariteit, het hergebruik of de afbreekbaarheid van verpakkingen in het algemeen en de verbanning van eenmalige plastics.

Eric Romers van Inovyn: In heel die wet- en regelgeving zit geen driver voor PVC, daarom is Inovyn er op eigen initiatief mee aan de slag gegaan. Dan loop je er tegenaan dat PVC-producten uit een kleine hoeveelheid hars bestaan en soms wel tot 70% additieven, waaronder weekmakers (ftalaten), stabilisatoren (lood, cadmium), BPA’s, en fillermaterialen (zoals calciumcarbonaat). De REACH regelgeving voor de chemische industrie stelt daar eisen aan, waardoor mechanisch gerecycleerd PVC niet kan worden hergebruikt voor de oorspronkelijke toepassing.”

Inovyn is sinds kort in staat om de niet toegestane additieven te verwijderen, nu nog op laboratoriumschaal. “De uitdaging is deze technologie op te schalen. Eind van dit jaar verwachten we twee pilotplants te installeren en tegen 2030 willen we een demofabriek opstarten. Daarmee gaan we compounds maken waarin we de additieven die niet meer mogen, zoals lood en cadmium, vervangen door additieven die wel zijn toegestaan, zoals zink en calcium. Daarnaast werken we aan pyrolyse en gasificatietechnologie, waarmee PVC weer wordt teruggebracht naar de oorspronkelijke monomeren. Feitelijk maken we er weer virgin PVC van.”

Bij beide technologieën is de eerste stap dechlorinatie naar zoutzuur. “Daarmee maken we weer gerecycleerd chloor dat we kunnen hergebruiken. Wij zijn de enige in de wereld die de technologie hiervoor heeft. Voor de uitgangsstromen van pyrolyse (olie, syngas en as) worden nieuwe toepassingen gezocht. Onze  pyrolyse-olie is echter niet geschikt voor naftakrakers. Wel voor de productie van aromaten, zoals benzeen, tolueen en xyleen (BTX). Die worden niet gebruikt bij de productie van PVC, maar kunnen wel door andere bedrijven binnen de INEOS groep worden gebruikt, o.a. voor de productie van polystyreen.”

Knelpunten

Het platform Groene Chemie, Nieuwe Economie (GCNE) heeft samen met Invest-NL onderzoeksbureau EcoMatters onlangs laten uitzoeken tegen welke knelpunten in de Europese en nationale regelgeving ondernemers aanlopen. Het doet een oproep aan de politiek daar korte metten mee te maken. Bjorn Koopmans, trekker van de werkgroep Beleid van GCNE, presenteerde tijdens de bijeenkomst van het Netwerk Chemisch Recyclen het onderzoeksverslag.

Een van die knelpunten is het ontbreken van een centraal loket voor Einde Afvalverklaringen. Zo’n verklaring is nodig om erkenning te krijgen dat gerecycled afval weer mag worden beschouwd als nieuwe grondstof. Zonder die erkenning blijft het namelijk afval en valt het onder afvalregelgeving. Vroeger konden ondernemers Rijkswaterstaat om een ‘ruling’ (rechtsoordeel) vragen over de status van de grondstof, maar tegenwoordig ligt die taak bij de regionale Omgevingsdiensten. Daarvan zijn er bijna dertig in Nederland en die hanteren allemaal eigen regels. Ze erkennen elkaars verklaringen niet. “Wat in Groningen grondstof is, kan daardoor in Limburg nog steeds als afval worden gezien. Eenzelfde probleem speelt tussen lidstaten van de EU: een Einde Afvalverklaring die in Nederland is afgegeven kan zo maar worden afgewezen in een ander land.”

De Omgevingsdienst om een oordeel vragen is echter niet verplicht. Een eigen verklaring over de status van de grondstof is voldoende, mits de bewijsvoering sluitend is en wordt onderbouwd door middel van de juiste documenten. “Zo lang de afnemer van het aangeleverde product tevreden is, gaat het prima. Maar zekerheid geeft het niet; de Omgevingsdienst kan namelijk wel naar de rechter stappen. Maar als je als ondernemer je huiswerk hebt gedaan en je documenten zijn op orde, ben ik ervan overtuigd dat je zo’n rechtszaak gewoon wint.”

Houvast

De Europese Kaderrichtlijn Afval is voor de meeste ondernemers het enige houvast als het gaat om de vraag welke documenten dan moeten worden aangeleverd. Daarnaast zijn er specifieke afvalcriteria voor diverse productgroepen zoals glas, staal, koper en papier, maar niet voor kunststoffen (en overigens ook niet voor biomassa-afvalstromen). Het Joint Research Centre (JRC) van de Europese Commissie doet momenteel wel onderzoek naar criteria voor een beperkt aantal kunststoffen, maar daarin vallen bijvoorbeeld polyesters, polyurethaan of PVC buiten de boot.

De Europese Kaderrichtlijn staat toe dat de nationale overheden criteria uitvaardigen zo lang er geen Europese geharmoniseerde wetgeving is. Dat kan in Nederland via een Handreiking of een Ministeriële Regeling. Aan zo’n Handreiking Chemische Recycling wordt momenteel gewerkt in Nederland. In de aanloop daar naartoe doet het RIVM onderzoek naar de veiligheid en duurzaamheid van pyrolyse. Nationale regelgeving kan echter niet voorkomen dat er aan de grens mogelijk nieuwe problemen opduiken rondom de Einde Afvalstatus. Koopmans ziet dan ook meer in een bredere samenwerking: Samen met de buurlanden, met de Benelux-landen en Noordrijn-Westfalen zou je in een mini-Europees verband verdergaande criteria kunnen vastleggen, die wederzijds worden erkend. Dat is binnen Europa mogelijk dankzij het instrument Regulatory Sandboxes, die lidstaten een soort experimenteerruimte bieden om met regelgeving vooruit te lopen op andere lidstaten.

Afwachten en niets doen is in ieder geval geen optie, vindt hij. “Wacht niet tot de overheid criteria vastlegt, maar ga als industrie zelf aan de slag. Werk zelf certificeringsschema’s uit. We opereren nu al binnen zeer strikte wet- en regelgevingscontext, zoals REACH en CLP, dat biedt een stevig kader waarbinnen de chemische industrie verder invulling kan geven aan de Einde Afvalstatus. De industrie is daartoe perfect in staat en verdient het vertrouwen van de overheid om dit te doen. Het kan ook een opstapje zijn om samen met de overheid die certificeringsschema’s te accrediteren of over te nemen.”

Daarmee is er nog steeds geen centraal loket waar de ondernemer bij wijze van spreken een stempel kan gaan halen. Koopmans betwijfelt of dat er wel moet komen. Hij ziet meer in een expertenpool, waarin deskundigen vanuit de Omgevingsdiensten, de Inspectie Leefomgeving en Transport en Rijkswaterstaat samenwerken, om ervoor te zorgen dat ‘rulings’ op zijn minst worden afgestemd.

Vervolgonderzoek

Het rapport van EcoMatters is nog maar net gepubliceerd en GCNE werkt alweer aan een vervolgonderzoek. Dat zal worden uitgevoerd door Rebel Group. Zij gaan bekijken hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de overheid niet in eerste instantie reageert vanuit restricties, maar veeleer faciliterend werkt om ondernemingen te helpen afval op een innovatieve manier als grondstof in te zetten. Ook zal er worden gekeken naar vrijwillige certificering vanuit het bedrijfsleven, naar de erkenning van die certificeringsschema’s door de overheid en eventueel zelfs verankering in wet- en regelgeving. Verder willen we bekijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat in ieder geval voor kunststoffen, maar liefst ook voor gemengde afvalstromen met biomassa kunnen toewerken naar een Einde Afvalstatus die sluitend is en algemene geldigheid heeft voor die specifieke stromen.”

Dat klinkt optimistisch en één van de leden van het Netwerk suggereerde dan ook dat het wel 100 jaar kan duren voor dit goed geregeld is. Er ontstond onder leiding van Joop Groen, programmamanager van het Netwerk Chemische Recycling, ook een levendige discussie over de vraag waarom ondernemers moeten bewijzen wat de volledige chemische samenstelling is van afvalplastics die als grondstof worden gebruikt voor een industrieel proces. Het lijkt voor de hand te liggen: om contaminaties te voorkomen. Voor virgin grondstoffen zoals ruwe olie gelden dat soort eisen echter niet, terwijl ook die van wisselende samenstelling kunnen zijn. “De samenstelling van je grondstof rapporteren biedt geen enkele meerwaarde”, stelde een ondernemer. “Al die extra regels zorgen ervoor dat de afvalbranche zowat de grootste administratieve branche van Nederland is geworden.”

Voorlopige conclusie is dat de materie ingewikkeld is en dat er nog wat moet gebeuren voor er sprake is van een level playing field ten opzichte van de fossiele industrie. In de tussentijd roept GCNE de politiek wel op om de veelvuldige en soms tegenstrijdige wetgeving aan te pakken en het voor ondernemers eenvoudiger te maken daar mee om te gaan.

In het Whitepaper End of Waste roept Groene Chemie, Nieuwe Economie de politiek op om ondernemers door het woud aan regelgeving te helpen dat momenteel de ontwikkeling van chemische recycling bemoeilijkt. Lees hierover meer

Download hier de Whitepaper End of Waste 

Belangstelling

En het PyroCHEM project, wat is daarin nu de volgende stap? Volgens Jayand Baladien, commercieel manager van Port of Moerdijk, is dat de invulling van de grond die het havenbedrijf ervoor heeft gereserveerd. “We hebben al gesprekken met meerdere bedrijven die belangstelling hebben in vestiging. Daar gaat zeker wat uitkomen in de volgende periode. Onze primaire focus ligt nu op de productie van nafta, maar alle andere initiatieven die circulariteit in zich hebben zijn welkom.”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met het Netwerk Chemisch Recyclen en het PyroCHEM project.

Partners

Projectpartners zijn: Port of Moerdijk, Waste4ME, Van der Kooy, Green Chemistry Campus, Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM) en Avans Hogeschool / Centre of Expertise Biobased Economy.

 

Het PyroCHEM project heeft een waarde van € 2,9 miljoen en wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en provincie Noord-Brabant in het kader van REACT-EU.

 

Contactpersoon: Jappe de Best

Bij het gebruik van deze website gaat u akkoord met het gebruik van cookies. Meer informatie

The cookie settings on this website are set to "allow cookies" to give you the best browsing experience possible. If you continue to use this website without changing your cookie settings or you click "Accept" below then you are consenting to this.

Close